Voetbaltempel La Bombonera must voor voetbalfan
Voor deel 3 van de rubriek Voetbal In Vuur En Vlam is een van de succesvolste clubs uit Zuid-Amerika aan de beurt; Boca Juniors uit de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires. De volksclub werd 30 keer landskampioen van Argentinië en veroverde 6 keer de Copa Libertadores. Wie in Buenos Aires is, moet beslist naar La Boca, de wijk waar deze club is gehuisvest.
Op de Plaza de Mayo in het centrum van Buenos Aires rijden bussen af en aan. Lijn 9 gaat richting de volkswijk La Boca (De Monding). De plek waar de tango is geboren. In de kleurrijke buurt Caminito worden, voor toeristen, dansdemonstraties gegeven. Wie door deze straat in de havenwijk wandelt, komt van zelf uit bij de voetbaltempel Estadio Alberto J. Armando, beter bekend als La Bombonera. Vrij vertaald De Chocoladedoos. Het stadion van een van de meest succesvolle voetbalclubs van de wereld, Boca Juniors. De club waar FC Groningen-speler Matias Cahais zijn eerste profwedstrijd speelde.
José L. Delpini is een van de drie ontwerpers van het stadion, dat op 25 mei 1940 officieel wordt geopend. Tijdens de twee jaar durende bouw vergelijkt de ingenieurhet stadion met een bonbonnière. De bijnaam voor het stadion, waarin nu plaats is voor ruim 57.000 toeschouwers, is geboren. Het voetbalstadion is vernoemd naar oud-voorzitter Alberto J. Armando die ruim twintig jaar, tot in 1980, de baas was van Boca Juniors. De club is 3 april 1905 opgericht. In 1913 promoveert Boca Juniors naar de hoogste divisie. Nog nooit is de club gedegradeerd.
Het museum in het stadion, El Museo de la Pasion Boquense, is geopend. De geschiedenis van Boca Juniors is er te lezen, te zien en te horen. Op zeker 25 televisies zijn flitsen van de belangrijkste wedstrijden van de club te zien. In een filmzaal heeft de bezoeker het idee dat hij – gelet op het lawaai - op de tribune zit en een wedstrijd bekijkt. De muren van het museum zijn behangen met foto’s. De vitrines zijn gevuld met de tientallen gewonnen bekers. De tenues van Boca Juniors hangen ingelijst aan de muur.
De historie van het shirt is goed te volgen. De Argentijnen spelen hun eerste wedstrijden in een roze tenue.Niet veel later zijn zwart en wit de kleuren van de club. In 1907 kunnen deze shirts weggegooid worden als Boca Juniors de wedstrijd verliest tegen een club uit de buurt die ook in het zwartwit speelt. De winnende ploeg mag blijven voetballen in zijn clubkleuren. Boca Juniors moet dus op zoek naar nieuwe clubkleuren. Die worden gevonden in de haven van La Boca. De afspraak is gemaakt dat de vlagkleuren van het eerste schip dat zich meldt in de haven ook de clubkleuren worden van Boca Juniors. De clubmensen zien een Zweedse boot en kiezen daarom voor blauw en geel.
De gids neemt zijn gezelschap, op één na allemaal vakantievierende Argentijnen, mee naar de tribunes. Zowel de derde, tevens bovenste ring, als de onderste ring is blauwgekleurd. De middelste ring is geel van kleur. Zelfs leeg imponeert Estadio Alberto J. Armando. Dan volgt een kijkje in de kleedkamers. De thuisclub beschikt over een enorme ruimte. Er zijn gewone stoelen, maar ook leren fauteuils voor de spelers. Koffie- en theeautomaten en een met energiedrankjes gevulde koelkast staan gereed voor dorstige spelers. Voor de technische staf staat een schrijfbord klaar om de laatste tactische zaken te behandelen. En wanneer het op het veld allemaal een beetje tegenzit, kunnen de spelers zich in de pauze richten tot het Mariabeeld, dat een prominente plek heeft in de kleedkamer. Naast de douches kunnen de profs gebruik maken van een ligbad. Voor de spelers de kleedruimte verlaten kunnen ze zich optutten voor een joekel van een spiegel. Uiteraard liggen de föhns binnen handbereik klaar.
Vanuit de kleedkamers wandelen de voetballiefhebbers naar de perszaal. Voor zeventig journalisten bestaat de mogelijkheid om hun computer aan te sluiten op het net. Danneemt onze begeleider zijn toehoorders mee naar het veld. Via een smalle gang en een trap betreden we het veld. Voor even kruipen we in de huid van de spelers. En staan op hetspeelveld. Indrukwekkend. En dat in een leeg stadion. Dat smaakt naar meer.
Een paar dagen na de rondleiding speelt Boca Juniors een thuiswedstrijd, tegen Nuevo Chicago. Kaartjes kunnen niet bij het stadion worden gekocht. Toeristen krijgen een speciale behandeling (tegen een speciale prijs, uiteraard). Met een busje wordt een groep van zestien toeristen bij zijn hotels in het centrum van de stad opgehaald. Ruim vijf kwartier voor de aftrap rijdt het busje de poort van het sportcomplex. Er is een aparte parkeerplaats voor ’toeristensupporters’. Dat is nodig, zegt onze gids Martin, die bij elke thuiswedstrijd buitenlanders op sleeptouw neemt in en rondom de fraaie voetbaltempel. De supporters van Boca nemen het niet zo nauw met ’vreemde’ toeschouwers. Alert zijn ("goed denken om je fotocamera en portemonnee") en in de buurt van de gids blijven, is het advies van Martin. Het blauw en geel overheerst op straat, in de buurt van het stadion. Cafeetjes zitten vol. De verkopers van frisdrank en snacks doen goede zaken. In Estadio Alberto J. Armando is het al feest. De fanatieke aanhang staat en zit achter een van de doelen. "Boca Juniors, Boca Juniors, je bent een groot voetbalkampioen. De club waarvan wij houden zit in ons hart," zingen de supporters.
Hoe kan een speler van Boca Juniors, met zulke fans, ooit een slechte wedstrijd spelen in zijn eigen stadion. On – ge – loof – lijk. Zeven kwartier achtereen klinkt er gezang vanaf de tribune. Het laat zich raden dat, wanneer de spelers, de arena betreden het stadion bijkans ontploft. Gids Martin legt uit dat de supporters die achter het doel staan geen lieverdjes zijn. Hooligans zijn het, weet hij. Een paar jaar geleden overleed dé leider van hen. Een man waarvoor iedereen respect had en waarna iedereen luisterde. Blindelings werden zijn bevelen opgevolgd. Fans van de andere topclub in Buenos Aires, River Plate, hadden het op hem gemunt. De Boca-hooligans hadden, zo vertelt Martin, vier supporters van River Plate vermoord. En dan rest maar één ding: revanche. Nu zijn er meerdere leiders in het Boca-kamp. In de rust krijgen twee fanatieke supporters het met elkaar, achter het doel, aan de stok. Een ietwat corpulente veertiger gaat op de vuist met een jonge fan. En niemand grijpt in. Sterker nog, de twee worden luidkeels aangemoedigd hun vechtpartij vooral niet te staken. De ruzie stopt abrupt als de spelers het veld betreden voor de tweede helft. Wat is er belangrijker dan voetbal?
(Dit verhaal, geschreven door René Beishuizen, is al eens gepubliceerd in Dagblad van het Noorden)