OP REIS MET BEIS: 2.237 tempels en stoepa's in Pagan
Deel 3 van de rubriek Op Reis Met Beis speelt zich af in Azië. Om precies te zijn in Myanmar, het vroegere Birma. Er is veel moois te zien in dit land. Op Reis Met Beis kiest hieruit 1 van de meest indrukwekkende plekken: Pagan. 2 decennia geleden werd dit stadje met z'n 2.237 tempels en stoepa's bezocht. Wie hier niet tot rust komt, heeft een groot probleem.
Wie van tempels en stoepa's houdt moet zo snel mogelijk naar Pagan (ook wel Bagan genoemd) in Myanmar, het vroegere Birma. Liefst 2.237 tempels en stoepa's zijn in dit stadje, dat 20.000 inwoners telt, te zien. Pagan is een van de toeristenbestemmingen van dit Aziatisch land. Pagan staat op de lijst van nominaties tot toevoeging aan de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. En terecht. Wie in deze plaats niet tot rust komt, heeft een groot probleem.
Ik heb het voorrecht om van donderdag 3 tot dinsdag 8 februari 1994 in Pagan te zijn. In die jaren werd een visum verstrekt voor maximaal 14 dagen. De reis van Mandalay naar Pagan is een happening. Een privé-auto huren is, kosten 45 dollar, te duur als je een half jaar door Azië trekt. Een treinkaartje kopen voor de volgende dag zit er niet in. Blijft over de boot. De kosten zijn slechts 1 gulden. Het enige nadeel is dat de boot 's ochtends om 5 uur al vertrekt.
Het wordt een onvergetelijke boottrip. De ongeveer 40 toeristen krijgen de beste plaatsen. De lokale bevolking mag zich niet ophouden met de buitenlanders. Dat wordt nog eens duidelijk gemaakt door middel van een touw dat de gebieden afbakent. Een vreemd gezicht. Dit pikken mijn reisgenoten en ik niet. "Come on, come on", richting de voornamelijk jonge Birmanen mist zijn uitwerking niet. Het wordt een amusante boottocht. Met veel drank en veel muziek. Mandalay-rum helpt daarbij een hand. "Dansen mag eigenlijk niet van de regering", zegt de man achter de geimproviseerde ingerichte bar. Dan maar stiekem.
"Een dag om nooit te vergeten", zeggen de lokalen. Een Japanse toerist speelt bekende liedjes op zijn gitaar. Meisjes verkopen fruit en etenswaren. Tegen 11.30 uur wordt de eerste fles rum opengetrokken. Er volgen nog 2 flessen en 5 rijstwijn flessen. Er wordt gezongen. Spontaan volgt een polonaise.
De volgende dag worden pagoden bezocht. De tempel Thatbyinnyu staat, met zijn 61 meter de hoogste van de stad, uiteraard op het lijstje van te bezoeken gebouwen. De zonsondergang wordt vanaf deze pagode gadegeslagen. Indrukwekkend.
Even buiten Pagan zijn diverse lakfabrieken. Prachtige drinkbekers, dienbladen, tafeltjes van teakhout of gevlochten bamboe, soms met paardenhaar ertussen, worden door veelal jonge meisjes gemaakt. Deze groep is uitgekozen omdat het precisiewerk is. De werkdag begint 's ochtends om 7 uur. 4 uur later volgt de lunch. Na de middag worden nog eens 4 uurtjes gewerkt. En dat voor, nu omgerekend, nog geen 75 eurocent per dag. De baas betaalt dit bedrag alleen aan de besten. De rest krijgt een halve euro. Aan sommige voorwerpen werken 3 meiden een heel jaar. De voorwerpen gaan dan ook voor 250 dollar de deur uit. In de vrije avonduren werken de meiden voor derden. Dag in dag uit.
Begin jaren 90 van de vorige eeuw moesten ruim 5000 mensen op bevel van de regering hun woningen, winkels en hotels afbreken in Pagan. Bijna 10 kilometer verderop konden ze weer worden opgebouwd. Een inwoner vertelt dat de regering toen bang was dat de tempels beschadigd zouden worden. "Terwijl wij hier al meer dan honderd jaar wonen", vertelde een inwoner.
Foto's: Rieks Kamphuis.